Week #17: Shkodër – Lecce (322 KM)

29 september – 5 oktober, 322 kilometer, 2870 hoogtemeters

We worden zo beïnvloed door nieuwsberichten en verhalen van mensen. In alle landen waar we zijn geweest zeiden de mensen dat de bevolking van het buurland niet deugde en vice versa. Als we alles zouden aannemen wat mensen ons vertellen of adviseren, dan zouden we Nederland niet eens uit zijn gekomen. Calais: gevaarlijke vluchtelingen; Engeland: altijd rotweer; Frankrijk: roekeloze autobestuurders; Albanië: vrouwonvriendelijke bandieten: Zuid-Italië: maffia; en ga zo maar door.

Elke keer hebben we zelf gekeken en geoordeeld en we kunnen nu zeggen: mensen zijn goed en mensen willen je helpen, waar je ook bent en welke taal je ook spreekt.

Dag 113: Rustdag in Shkodër

We slapen een beetje uit op onze welverdiende rustdag na zeven dagen achtereen fietsen. De Franse familie is al vroeg vertrokken om te wandelen in de bergen rondom Theth.

Voor het ontbijt maakt Irene roerei, we hangen de was op en daarna lopen we met Susan een rondje door de stad. We zijn getipt door Tom én geïnspireerd geraakt door de Franse familie om ook naar Theth te gaan. Susan neemt ons mee naar het hostel van waaruit busjes naar Theth gaan. Op de weg erheen worden we meerdere keren voor ons sokken gereden. Niet door auto’s, maar door fietsers. Shkodër is namelijk de fietsstad van Albanië en dat manifesteert zich in tal van fietsers én heuse fietspaden.

Nadat we bij het hostel de nodige informatie hebben ingewonnen, lopen we met z’n drieën naar de Zodiak-bar, een draaiende bar met uitzicht over Shkodër en de hele omgeving. Terwijl we Albanese chocolademelk drinken (of eerder eten, het is namelijk meer vla dan melk – superlekker!!) bespreken we de opties voor Theth.

Als Susan op huis aangaat, lopen wij nog even de stad in. We vinden het favoriete restaurant van Chuck en Susan. Al gauw komen we erachter waarom het hun favoriet is: het eten is er zo bizar lekker (en goedkoop). Twee maaltijden, vier drankjes, twee koffie later en twaalf euro lichter lopen we terug naar het hostel. Via het hostel reserveren we plaatsen in het busje én een kamer in een gasthuis.

Dan is het tijd om boodschappen te doen, want we hebben wat voedsel nodig voor de bergewandeling én vanavond koken we champignonrisotto. Susan verzorgt een heerlijke salade voor ernaast. We hebben een topavond met elkaar; het voelt gewoon alsof we bij familie op bezoek zijn.

Na het eten pakken wij onze tas in en gaan dan vroeg naar bed. We moeten namelijk om kwart over zeven al klaar staan bij het hostel.

Dag 114: On a hike / Theth

18 kilometer, 1125 hoogtemeters

Na een kop koffie en een klein ontbijt lopen we om zeven uur de deur uit. We zijn nog geen minuut buiten of er komt al zwerfhond op ons af. Eerst schrikken we, maar hij is niet opdringerig en volgt ons alleen trouw tot aan het hostel.

Een paar minuten later staat het busje voor de deur, het is een oude Mercedes-bus. Er worden zoveel mogelijk mensen in de bus gepropt en als dat gelukt is vertrekken we. De eerste anderhalf uur verloopt voorspoedig. We rijden (lees: scheuren) over asfaltwegen Shkodër uit en de bergen in. Na anderhalf uur pauzeren we op de top van een berg, waar druk gebouwd wordt voor het aanstormende toerisme. Daarna gaat de weg bergafwaarts, letterlijk en figuurlijk. Brede asfaltwegen veranderen in gravelwegen, gravelwegen veranderen in smalle paden vol grote stenen en kuilen. Het is vooral erg spannend als er een tegenligger aankomt, de weg is namelijk maar breed genoeg voor één voertuig en naast ons is de afgrond. Meermaals rijden we achteruit omhoog. Onze chauffeur lijkt iedereen te kennen dus met elke tegenligger wordt een praatje gemaakt en ze krijgen allemaal sigaretten (we weten niet precies waarom dit gebeurt).

Twee uur later bereiken we al hobbelend Theth, een klein boerendorp verstopt tussen indrukwekkende bergen. We worden afgezet bij ons gasthuis samen met de Israëlische familie uit het busje. Daar worden we hartelijk welkom geheten en krijgen Turkse koffie terwijl we wachten om onze kamers binnen te kunnen.

Na de koffie zetten we onze spullen in de kamer en beginnen dan aan onze wandeltocht. We hebben moeite om de route te vinden, maar als we ‘m gevonden hebben hebben we al zoveel moois gezien. De paden zijn steil en glibberig door losliggende steentjes, maar de uitzichten, de natuur en de rust zijn echt geweldig. We beginnen met het idee om naar het eerste uitzichtpunt te lopen, wat gewoon een veldje blijkt te zijn. Na een uur komen we daar al aan, dus we lopen door naar het hogergelegen hutje. Vanaf daar is de top, de Valbonë-piek, niet ver meer. Maar helaas is de top omhuld met wolken. We blijven daarom even zitten bij het café en raken aan de praat met de Britse Jon en de Australische Vanessa – een superleuk en energiek stel. Jon heeft de hele wereld over gereisd (onder andere op de fiets) en hij vindt dit de mooiste bergen op aarde! We vertellen over onze reis en hij enthousiasmeert ons om na deze reis de Zijderoute naar Azië te fietsen (bereid jullie maar vast voor, pap en mam ;-)).

Opeens horen we bekende stemmen achter ons: de Franse familie (zie de blog van week #16) komt naar beneden gelopen. Zo toevallig! Ze zeggen dat het op de top niet bewolkt is en dat het uitzicht magnifique is. We springen op en lopen alsnog naar de top. Het is er inderdaad prachtig, ongelofelijk.

Vanaf de top zien we de zon langzaam achter de bergen verdwijnen. We willen voor het donker beneden zijn dus op de relatief vlakke stukken joggen we. Dat gaat natuurlijk niet goed (ik hoor m’n ouders nóg zeggen: niet van de berg af rennen!). Irene struikelt en valt voorover het ravijn in (nee okee, zo erg was het ook weer niet). Ze struikelt en valt voorover op het grindpad. Niks ergs aan de hand gelukkig, alleen wat schaafwonden. Een uur later zijn we veilig terug in het dorp.

We buurten nog even bij de Franse familie die ons uitgenodigd hadden voor een wijntje. Nadat eerst de wijn over de tafel is gegaan (putin! merde!), proosten we op onze ontmoeting. We blijven eventjes hangen en lopen dan naar ons gasthuis verderop.

Daar worden we wederom warm begroet. We frissen ons op, rusten een beetje uit en lopen dan naar beneden waar het avondeten al voor ons klaar staat.

Het eten is overheerlijk: gebakken forel, aardappeltjes, tomatensalade, huisgemaakte burek, lokale kaas en eigen wijn. Samen met de Israëlische familie genieten we van de fantastische Albanese keuken. Daarna vallen we in een hele diepe slaap.

Dag 115: On a hike / Theth

6 kilometer, 343 hoogtemeters

Als we wakker worden wacht er een goed Albanees ontbijt op ons. Na het ontbijt pakken we onze tas in en wandelen nog naar de waterval. We missen de bewegwijzering waardoor we veel te ver doorlopen. Uiteindelijk vinden we de waterval alsnog en daar zijn we heel blij mee, want ook die is heel mooi. Op de terugweg bezoeken we het kerkje van Theth nog en dan gaan we terug naar het gasthuis.

Daar wachten we op de bus terug naar Shkodër. Eenmaal in de bus blijkt ook de Franse familie mee te reizen, gezellig! Drie uur later zijn we weer in Shkodër. Bij Susan en Chuck is het inmiddels lekker druk geworden: een Belgisch stel en twee Amerikaanse vriendinnen zijn net aangekomen. We nemen afscheid van de Franse familie en genieten daarna van gevulde gepofte aardappels. Na het eten kopen we tickets voor de ferry naar Bari en plannen de route naar Durrës vanwaar de boot vaart. Maar voor het zover is brengen we onze laatste nacht in Albanië door in een extreem smal bed.

Dag 116: Shkodër – Durrës

111 kilometer, 173 hoogtemeters

Het hele huis is al vroeg op. We maken scrambled eggs voor iedereen (en onszelf) en pakken dan onze tassen verder in. Om 9 uur zijn we klaar om te gaan, net als Lydia en Deborah, de Amerikaanse fietsers. We nemen afscheid van Chuck en Susan en van Stephanie en Kenny, de Belgische fietsers.

We verlaten de hectiek van Shkodër en komen terecht op een grote doorgaande weg. Opvallend is dat de automobilisten bijzonder respectvol naar ons zijn. Af en toe klinkt er getoeter en als de auto dan langsrijdt wordt er gezwaaid of krijgen we duimen omhoog. Langs de kant van deze drukke weg staan enorme bakken water volgepropt met vissen, afgewisseld door kooien met konijnen of kippen. Het is heel fascinerend (we waren te druk met fascineren om er foto’s van te maken, maar geloof ons maar gewoon).

De eindeloze en vrijwel vlakke weg is best saai na alle hoogtemeters, maar het uitzicht op de bergen naast en voor ons maakt het goed. Voor we het weten crossen we de stad Lezhë binnen. Schijnt mooi te zijn, maar dat hebben we niet geverifieerd. De ingang van de stad was namelijk omgeven met toeristenbussen en dat heeft ons afgeschrokken. Een stukje verderop stoppen we voor de vieste koffie die we deze reis hebben gedronken (gelukkig verkeren we in goed gezelschap).

Het volgende stuk van de weg naar Durrës gaat over de rijksweg. Van zowel Chuck en Susan als van een paar Albanezen hebben we gehoord dat je hier prima over kan fietsen. Op de kaart zien we dat er uitwijkmogelijkheden zijn, dus met z’n vieren besluiten we het gewoon te proberen.

Als we de rijksweg oprijden staat er een enorm bord dat het verboden is om erop te fietsen. We doen alsof we het niet hebben gezien en fietsen stug door. In de verte zien we echter politie staan en we verwachten dat we staande worden gehouden en terug worden gestuurd. Niets is minder waar. De Albanese politie lacht, zwaait, steekt duimen omhoog en roept van alles ter aanmoediging. Terug lachend en zwaaiend vervolgen we onze weg over de vluchtstrook.

Ook aan deze weg verkopen mensen hun waren, dit keer vooral groenten en fruit. Terwijl de auto’s op een veilige afstand langs ons heen razen, steekt er af en toe een voetganger even de snelweg over (kan hier gewoon). Soms staan er mensen langs de kant en dan stopt er opeens een bus – blijkt het gewoon een bushalte te zijn. Aan het eind van de snelweg vinden we een restaurant voor een afscheidslunch met Lydia en Deborah (beter bekend als Bad Babes on Bikes). Alsof de eigenaar van het restaurant het aanvoelt krijgen we echt Albanees gebak van het huis.

Na de lunch fietsen we nog een kleine tien kilometer samen. Blijkbaar komt het Albanese verkeer pas na de lunch op gang want het is opeens echt megadruk op de weg. Auto’s duwen ons haast de greppel in en toeteren, dit keer ongeduldig. Langs de kant van de weg zien we karkassen van honden liggen – vreselijk om te zien. Als de weg zich opsplitst, doen wij dat ook: de dames gaan richting Tirana en wij nemen de afslag naar Durrës.

We worden ook hier meteen weer de snelweg opgestuurd, maar deze snelweg heeft geen vluchtstrook. We vragen wat mensen om hulp, maar niemand kan ons helpen (of spreekt gewoon geen Engels). Uiteindelijk vinden we een parallelle weg die ons min of meer veilig naar de stad brengt. Min of meer veilig, want de wegen zijn verschrikkelijk slecht. We moeten meerdere keren uitwijken voor enorme putten en soms verandert de weg opeens in een gravelweg.

Tegen vijf uur komen we in Durrës aan. We drinken een kop koffie en doen boodschappen voor op de boot (bootschappen dus eigenlijk). Een uur later fietsen we naar de grenscontroles. We mogen door en terwijl we wachten krijgen we een vrij pijnlijke massage van een massagestoel.

Eenmaal op de boot blijkt het allemaal niet veel soeps te zijn. Het is een oud vaartuig zonder gezelligheid. We nuttigen onze broodmaaltijd dan maar in onze kleine maar fijne hut.

Dag 117: Bari – Conversano

40 kilometer, 263 hoogtemeters

‘s Nachts belanden we midden op zee in een enorme onweersstorm. Onze hut is continu helder verlicht door alle bliksemflitsen en het schip klapt telkens keihard neer op de hoge golven. We vinden het even spannend (lees: Laura is doodsbang), maar het went en al gauw vallen we alweer in slaap.

We worden weer wakker met het vasteland in zicht. Niet veel later stappen we aan wal in Italië, in Bari om precies te zijn. Voordat we de stad uitrijden, wandelen we nog wat door het oude stadscentrum. We vinden het vreemd (maar vooral heel leuk) om opeens weer in Italië te zijn. We genieten van de taal, de kleine straatjes en de Italiaanse architectuur.

De fietspaden die ons de stad uit leiden zijn veelbelovend. Maar niet voor lang, want zodra we aan de rand van de stad zijn houdt het fietspad op. Zal je net zien dat we de rijksweg op worden gestuurd. We vinden een binnendoorweggetje en ontdekken dat ook hier het huisafval gewoon langs de weg wordt gedumpt (zo stom!). Nadat we door verlaten stadjes, door industriegebieden en over drukke wegen hebben gereden bereiken we Conversano heelhuids. Zoals we in Albanië de karkassen van honden langs de kant van de weg zagen, zien we hier vooral overleden katten :-(.

In Conversano hebben we een Warmshowers-host, maar die is pas aan het einde van de dag beschikbaar. We nemen plaats in een bakkerij en worden meteen aangesproken door een heel aardige jongen. Hij geeft ons tips voor onze bestelling en hij vertelt ons over de bakkerij en het stadje. We drinken Italiaanse koffie, krijgen polpetti di pane te proeven en bestellen panzerotti en Zuid-Italiaanse focaccia.

Na de lunch blijven we nog hangen om te lezen en te schrijven, maar we vergeten even dat we in Italië zijn en dat alles dichtgaat ‘s middags. Om half drie worden we de zaak uitgegooid. We lopen door de stad, bekijken het oude klooster en gaan dan op het enige terras zitten dat wel open is. Daar blijven we tot we Luigi klaar is met werken.

We ontmoeten hem bij zijn gloednieuwe fietsenzaak, Bikespace, die hij samen met drie vrienden heeft opgezet. Daarna fietsen we naar zijn huis waar zijn vrouw, Daniela, ons opwacht. Als we ons hebben opgefrist wordt er druk gekookt. Er arriveren nog wat vrienden en dan kunnen we aan tafel. We praten uren en krijgen alleen maar heerlijk Italiaans eten voorgeschoteld: tarelli, verse mozzarella, fave e cicoroa, liters wijn en tot slot de walnootlikeur Padre Pepe. Voor iedereen vertrekt worden we door Stefano en Mariangela uitgenodigd om de volgende dag met hen te ontbijten, zo lief. Wat een geweldige avond.

Dag 118: Conversano – Ostuni

60 kilometer, 705 hoogtemeters

De ochtend is alleen niet zo geweldig. De korte nacht en de Padre Pepe hakken erin. Om acht uur staat Stefano voor de deur, niet op de fiets zoals afgesproken, maar met de auto (ook hij had het zwaar). We springen in de Fiat Panda die, vertelt Stefano, is uitgerust met de verfijndste beveiligingsmethodes – wijzend naar een sticker van Maria op het dashboardkastje. Zoals je begrijpt voelen we ons dus extreem veilig terwijl we tussen alle telefonerende Italiaanse automobilisten naar de Masseria rijden waar Mariangela werkt. Terwijl we erheen rijden stopt Stefano een paar keer om een verhaal te vertellen en z’n handen erbij te kunnen gebruiken (Italiaanser bestaat niet).

Bij de Masseria zien we voor het eerst trulli, witte huisjes met kegelvormige daken, die typerend zijn voor deze streek. Mariangela heeft ondertussen het ontbijt voor ons klaargemaakt en onder muzikale begeleiding van Stefano genieten we van de Italiaanse zoetigheden én van onze eerste cactusvijgen.

Na het ontbijt willen we richting de UNESCO-stad Alberobello fietsen, maar Irene’s voorste rem begeeft het. Eerst langs Bikespace dus. Daar vervangt de fietsenmaker de remblokjes en de remkabel en ook Laura’s fiets krijgt nog check-up. Als alles weer werkt zoals het hoort te werken, nemen we nog een keer afscheid en gaan dan op pad.

We fietsen over kronkelende weggetjes door een glooiend landschap vol met olijfbomen. Regelmatig worden we na geblaft door honden, maar ze zitten gelukkig allemaal achter een hek. Behalve eentje die weet te ontsnappen en precies op dat moment gaan we verkeerd en moeten we terug. De ontsnapte hond tegemoet. We zijn heel even bang, totdat de hond kwispelend op ons afkomt en ons volgt als we verder fietsen. We fietsen echter over een drukke weg en zijn bezorgd dat de speelse hond wordt aangereden. De hond volgt ons tot het eerstvolgende stadje, een paar kilometer verderop. Daar proberen we ‘m te stoppen en we vragen mensen om hulp. Terwijl andere mensen over ‘m waken, rijden wij door naar Alberobello.

In de omgeving duiken steeds meer trulli op en niet veel later zien we de puntdaken van Alberobello in de verte opdoemen. Het stadje is prachtig, zoveel trulli bij elkaar is heel bijzonder om te zien. Bij een bakkerij halen we focaccia, die we opeten op een bankje met uitzicht op de unieke huizen.

Na de lunch trappen we door naar Locorotondo, wat echt een schitterend plaatsje is. We fietsen er doorheen, bekijken twee kerken en vinden het jammer dat we net geluncht hebben: alles ziet er hier zó goed uit. We rijden weer door tot vlak voor Ostuni, daar slaan we af en gaan op zoek naar het huis van Antonio – onze Warmshowers-host van vanavond.

Antonio begroet ons hartelijk, net als zijn kat en superlieve kitten. Het hele huis ruikt al heerlijk naar eten. Binnen maken we kennis met zijn andere gast: Aleks uit Estland. We frissen ons op en hebben Google Translate-gesprekken met Aleks. Antonio’s kookkunsten blijken erg geslaagd en na het eten is het tijd voor muziekles. Antonio is namelijk accordeonist en schrijft muziek voor films en documentaires. Het toeval bestaat dat Irene vroeger ook een paar jaar accordeon heeft gespeeld en Antonio staat erop dat die kennis moet worden opgefrist. Dat blijkt moeilijker dan gedacht, maar samen wordt er een riedeltje gespeeld. Laura mag ook nog even, Aleks past. Daarna is het bedtijd.

Dag 119: Ostuni – Lecce

87 kilometer, 261 hoogtemeters

‘s Ochtends staan we langzaam op. Antonio heeft een verrukkelijk ontbijt geprepareerd voor ons allemaal: versgeperste appelsap, zelfgemaakte marmelades en natuurlijk Italiaanse koffie.

We spelen nog wat met de kat en de kitten (die we héél graag willen meenemen, maar het beestje wil zelf niet). En tegen het eind van de ochtend rijden we met z’n vieren naar Ostuni. Antonio laat ons de mooiste plekken van de stad zien, waaronder de kathedraal.

Daarna leidt Antonio ons naar de route en rijdt dan terug naar huis. Samen met Aleks rijden wij door richting Lecce. Ook vandaag rijden we door uitgestrekte olijfboomvelden. Het valt ons op dat er veel vuurtjes worden gestookt onder de bomen en we begrijpen nog niet helemaal waarom. Meerdere keren worden we achterna gezeten door honden, maar we zijn ze steeds te snel af.

We vergeten alleen even dat het zondag is en dat alles dan dicht is in Italië. Na ruim een uur zoeken vinden we een Lidl vlakbij de route. We lunchen zoveel we kunnen en gaan dan op naar de hoofdstad van Puglia.

Net voor de stad nemen we afscheid van Aleks, die een plek gaat zoeken om te wildkamperen. Wij rijden Lecce in en staan versteld van de schoonheid van de stad. Als we een tijdje bij een kerk staan te kijken, worden we aangesproken door een dame. Ze blijkt uit Zwitserland te komen en ze vindt ons heel inspirerend. We worden uitgenodigd om bij hen te logeren, maar die slaan we af omdat we al een slaapplek hebben. Daarom krijgen we hun adres, mochten we een keer door Zwitserland fietsen. We zeggen gedag en gaan dan op zoek naar pasticchioti, dé lekkernij uit Lecce. En lekker is ie. We blijven een tijdje op het plein zitten en we merken dat we veel bekijks hebben (niet altijd op een goede manier, want in onze fietskleding vallen we erg op tussen de Italiaanse ijdelheid). We worden nogmaals aangesproken en gecomplimenteerd door een ouder Zwitsers stel, maar het leukste zijn de drie Italiaanse jongeren die, een beetje schoorvoetend, op ons af komen. Ze zijn duidelijk gefascineerd door ons en in hun beste Engels stellen ze ons allerlei vragen over onze reis (we zijn gewoon aangedaan door hun interesse, zo lief en leuk). Net als we weg willen rijden duikt er een backpacker voor ons neus op. Ook hij komt uit, je raadt het al, Zwitserland maar verrassend genoeg spreekt hij ook Nederlands. We blijven een tijdje met hem praten en fietsen dan naar Daniela, onze Warmshowers-host.

Daniela neemt ons mee naar een kleine maar héle goede pizzeria. We eten buiten op het terras en praten over fietsen, haar werk als wetenschapper en over het starten van een eigen boerderij.

Bij haar thuis blijven we nog even hangen op het dakterras, natuurlijk met limoncello en koekjes.

Dat was week 17!

We zijn weer terug in Italië en dat voelt gek, maar het voelt vooral heerlijk. Zuid-Italianen zijn andere mensen dan Noord-Italianen. Nog meer dan de noorderlingen willen ze contact met je maken, je helpen, je voeren, je veilig en goed laten voelen én ze zijn zo trots op hun land. Trotser dan wie dan ook die we deze reis ontmoet hebben. (En terecht.)

We rijden nu door de hak van Italië en gaan dan omhoog tot Napels. Van Napels willen we naar Sardinië en van Sardinië naar Barcelona.

Grazie mille voor jullie heerlijke koffies en biertjes! (Wil je ons ook trakteren? Klik hier). Biertjes worden hier in Italië omgewisseld voor ijs en wijn 🙂

0 thoughts on “Week #17: Shkodër – Lecce (322 KM)”

  1. Wat héérlijk om met het zonnetje door de ramen, een kopje koffie in de hand, zelfstandig spelende kids en baby in de kamer jullie blog te lezen! Ik geniet en vind het fantastisch om jullie avonturen te volgen. Wat een rijkdom, dames! X

    Reply

Leave a Comment

eighteen + twenty =